lexmaniac
2009-12-17 18:27:41 UTC
Maar de werkelijkheid was nog straffer:
HET KOMT DOOR DE KAASPRODUCTIE....!!!
Schoonmaakwoede gevolg van laatmiddeleeuwse zuivelindustrie
GESCHIEDENIS - BRUSSEL -
Schoonmaakwoede gevolg van laatmiddeleeuwse zuivelindustrie
De spreekwoordelijke Hollandse schoonmaakwoede komt niet voort uit de
calvinistische volksaard, maar vindt zijn oorsprong in de grootschalige
zuivelproductie op het Hollandse platteland vanaf de veertiende eeuw. Dat
maken Bas van Bavel en Oscar Gelderblom aannemelijk, beiden
economisch-historici aan de Universiteit van Utrecht.
De Nederlandse huisvrouw staat al sinds de gouden eeuw bekend als bijzonder
aan properheid gehecht. In de zeventiende eeuw besteedde zij beduidend meer
aandacht aan het schoonmaken van haar huis dan huisvrouwen elders in Europa.
Tientallen reisverslagen van buitenlandse bezoekers laten er geen twijfel
over bestaan dat vooral in de provincie Holland geboend werd dat het een
lust was. Voor hun onderzoek deden Van Bavel en Gelderblom een
literatuurstudie en analyseerden ze tolrekeningen en belastingregisters uit
de late middeleeuwen.
Historici meenden tot dusver dat de spreekwoordelijke Hollandse properheid
voortkwam uit de calvinistische volksaard. De poetsdrift zou voor vrouwen
een manier zijn geweest om zondige gedachten te verdringen, en
tegelijkertijd symbool hebben gestaan voor de zuiverheid van de nieuwe
protestantse natie, ontdaan van haar vijanden. Het onderzoek van de
Utrechtse historici weerlegt deze interpretatie: de eerste
ooggetuigenverslagen van de Hollandse schoonmaakwoede dateren namelijk al
van vóór de Opstand en de reformatie. Die gebeurtenissen kunnen dus niet de
oorzaak zijn geweest.
De Utrechtse historici vonden een veel minder idealistische oorsprong van de
schoonmaakdrift: de zuivelproductie, die vanaf de late veertiende eeuw een
hoge vlucht nam in Holland. De productie van kaas en vooral van boter stelde
hoge eisen aan de hygiëne van stallen, keukens, werktuigen, werktafels, en
daarmee in feite in het hele huishouden. Bovendien was de boterproductie in
Holland vooral gericht op buitenlandse markten. De boter moest zonder
koeling over lange afstanden worden vervoerd. Tienduizenden huishoudens -
ongeveer de helft van het totale aantal huishoudens in Holland - waren in de
vijftiende en vroege zestiende eeuw betrokken bij de zuivelproductie voor
binnenlandse en buitenlandse consumenten. Daardoor was de noodzaak tot
properheid wijdverspreid en ontstond er een algemene cultuur van
zindelijkheid die zich, mede door migratie en het inhuren van boerendochters
als dienstmeid, tot in de steden uitstrekte.
Van Bavel en Gelderblom laten zien dat het bestaan van tienduizenden kleine
boerenbedrijven, gespecialiseerd in de commerciële productie van met name
boter, uniek was in Europa. Met uitzondering van Zwitserland - het enige
andere land met een soortgelijke reputatie van properheid - was er geen
enkele regio in laatmiddeleeuws en vroegmodern Europa waar zindelijkheid een
economische noodzaak was. Daarmee is de Hollandse properheid een voorbeeld
van een diep geworteld cultuurpatroon waarvan de oorsprong is terug te
voeren op praktische en economische overwegingen, en niet op religieuze of
politieke.
De bevindingen van Van Bavel en Gelderblom zijn gepubliceerd in het
novembernummer van het blad Past and Present.
Reacties
Alle 1 reacties
Op 17 december 2009 omstreeks 17u50, zei Lucienne Neys:
In Amsterdam was dat wel zo, tenminste binnenshuis, ik heb er een jaar als
paying guest geleefd. Iedere week op dinsdag hadden ze gepoetst, gezeemd en
gezogen. Er bestaat daarentegen geen idee over wat er allemaal in de
'grachten' te vinden was. (Die waren tweemaal per jaar geledigd). Ik heb er
eens een matras op zien drijven met een blij eendje er bovenop!
<http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=M02JMJ6F&subsection=173>
HET KOMT DOOR DE KAASPRODUCTIE....!!!
Schoonmaakwoede gevolg van laatmiddeleeuwse zuivelindustrie
GESCHIEDENIS - BRUSSEL -
Schoonmaakwoede gevolg van laatmiddeleeuwse zuivelindustrie
De spreekwoordelijke Hollandse schoonmaakwoede komt niet voort uit de
calvinistische volksaard, maar vindt zijn oorsprong in de grootschalige
zuivelproductie op het Hollandse platteland vanaf de veertiende eeuw. Dat
maken Bas van Bavel en Oscar Gelderblom aannemelijk, beiden
economisch-historici aan de Universiteit van Utrecht.
De Nederlandse huisvrouw staat al sinds de gouden eeuw bekend als bijzonder
aan properheid gehecht. In de zeventiende eeuw besteedde zij beduidend meer
aandacht aan het schoonmaken van haar huis dan huisvrouwen elders in Europa.
Tientallen reisverslagen van buitenlandse bezoekers laten er geen twijfel
over bestaan dat vooral in de provincie Holland geboend werd dat het een
lust was. Voor hun onderzoek deden Van Bavel en Gelderblom een
literatuurstudie en analyseerden ze tolrekeningen en belastingregisters uit
de late middeleeuwen.
Historici meenden tot dusver dat de spreekwoordelijke Hollandse properheid
voortkwam uit de calvinistische volksaard. De poetsdrift zou voor vrouwen
een manier zijn geweest om zondige gedachten te verdringen, en
tegelijkertijd symbool hebben gestaan voor de zuiverheid van de nieuwe
protestantse natie, ontdaan van haar vijanden. Het onderzoek van de
Utrechtse historici weerlegt deze interpretatie: de eerste
ooggetuigenverslagen van de Hollandse schoonmaakwoede dateren namelijk al
van vóór de Opstand en de reformatie. Die gebeurtenissen kunnen dus niet de
oorzaak zijn geweest.
De Utrechtse historici vonden een veel minder idealistische oorsprong van de
schoonmaakdrift: de zuivelproductie, die vanaf de late veertiende eeuw een
hoge vlucht nam in Holland. De productie van kaas en vooral van boter stelde
hoge eisen aan de hygiëne van stallen, keukens, werktuigen, werktafels, en
daarmee in feite in het hele huishouden. Bovendien was de boterproductie in
Holland vooral gericht op buitenlandse markten. De boter moest zonder
koeling over lange afstanden worden vervoerd. Tienduizenden huishoudens -
ongeveer de helft van het totale aantal huishoudens in Holland - waren in de
vijftiende en vroege zestiende eeuw betrokken bij de zuivelproductie voor
binnenlandse en buitenlandse consumenten. Daardoor was de noodzaak tot
properheid wijdverspreid en ontstond er een algemene cultuur van
zindelijkheid die zich, mede door migratie en het inhuren van boerendochters
als dienstmeid, tot in de steden uitstrekte.
Van Bavel en Gelderblom laten zien dat het bestaan van tienduizenden kleine
boerenbedrijven, gespecialiseerd in de commerciële productie van met name
boter, uniek was in Europa. Met uitzondering van Zwitserland - het enige
andere land met een soortgelijke reputatie van properheid - was er geen
enkele regio in laatmiddeleeuws en vroegmodern Europa waar zindelijkheid een
economische noodzaak was. Daarmee is de Hollandse properheid een voorbeeld
van een diep geworteld cultuurpatroon waarvan de oorsprong is terug te
voeren op praktische en economische overwegingen, en niet op religieuze of
politieke.
De bevindingen van Van Bavel en Gelderblom zijn gepubliceerd in het
novembernummer van het blad Past and Present.
Reacties
Alle 1 reacties
Op 17 december 2009 omstreeks 17u50, zei Lucienne Neys:
In Amsterdam was dat wel zo, tenminste binnenshuis, ik heb er een jaar als
paying guest geleefd. Iedere week op dinsdag hadden ze gepoetst, gezeemd en
gezogen. Er bestaat daarentegen geen idee over wat er allemaal in de
'grachten' te vinden was. (Die waren tweemaal per jaar geledigd). Ik heb er
eens een matras op zien drijven met een blij eendje er bovenop!
<http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=M02JMJ6F&subsection=173>
--
lex
lex